Het Drents heideschaap







Onderstaande tekst komt van de site www.drentsheideschaap.nl

Historie

Het Drents Heideschaap is het oudste schapenras van het vaste land van West-Europa. Vanaf ongeveer 4000 v. Chr. komt het in Drenthe voor; waarschijnlijk met de emigranten meegekomen vanuit Frankrijk. Het Drents Heideschaap is hiermee het laatste overblijfsel van een schapenhouderij zoals deze hier zo'n 6000 jaar geleden al plaatsvond.

Het Drents Heideschaap is, in tegenstelling tot de meer veredelde schapenrassen, in staat te leven op schrale heidegronden. In vorige eeuwen hebben heideschapen een belangrijke bijdrage geleverd aan de verbetering van de landbouwgronden. Overdag zwierf de kudde onder leiding van de herder en zijn honden over de hei. 's Nachts werden de schapen in de schaapskooi opgesloten. De in de kooi verzamelde mest werd vermengd met heideplaggen en hiermee het es(akkerland) bemest. Zonder schapenmest was akkerbouw in die tijd praktisch onmogelijk.

Toen de kunstmest zijn intrede deed, werd schapenmest overbodig. Heidevelden werden ontgonnen en de heideschapen waren niet meer nodig. Omdat een heideschaap verder weinig productief is, is hiermee de economische basis weggevallen. Hierdoor zijn de Drents Heideschapen van het oude type voor een groot deel verdwenen.

Op de schralere heidegronden werd steeds vaker een Schoonebeeker ram ingezet. Zo ontstond een tussenras: het zogenaamde Drents Heideschaap van het Nieuw Type. Dit schaap heeft de kromme neus van de Schoonebeeker en vaak ook de kleuraftekening in de wol. De horens van de rammen zijn enigszins gedegenereerd, zij hebben een nauwere spiraal en groeien dichter langs de wangen. Soms groeien de punten van de horens zelfs in wang of kaak. Een groot deel van de Drents Heideschapen die we nu tegenkomen zijn van het nieuwe type.

De laatste halve eeuw

Uitsterven van het Drents heideschaap leek welhaast onontkoombaar. Maar gelukkig stichtte men in Ruinen in 1949 een kudde van het Drents Heideschaap. De schapen kwamen uit de restanten van de kudde van Kralo, van Wessel Luten uit Ruinen, van Willem Huizing uit Emmen en van enkele particulieren. Huizing werd de vaste scheper, Luten werd onregelmatig ingeschakeld als herder.

Er waren op zeker moment in feite dus nog maar een kudde met min of meer raszuivere dieren. Maar er was geen enkele instantie die zich doelbewust bezig hield met vastlegging en bewaking van raskenmerken. Het in stand houden van de kudde was het hoogste doel.

In 1977/'78 maakte W. van Helden van de, toen pas opgerichte, Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH) ook de bestanden van het Drentse Heideschaap en de Schoonebeeker. Hij trof vooral kruisingen aan, zowel bij particulieren als ook bij de kuddes. Iedereen was van goede wil, maar er was geen gezamenlijk verband of richting.

De Nederlandse Fokkersvereniging het Drentse Heideschaap bestaat sinds 1985. Het voornaamste doel is het stimuleren van de fokkerij van het oude type Drents Heideschaap.

De initiatiefnemers waren Frans Westenbrink, Bert van Opstal en Wim Dimmers. Eerstgenoemde stond al enige tijd in contact met de Stichting Zeldzame Huisdierrassen. De eerste informatiefolder en de rasbeschrijving van het Drents Heideschaap werden opgesteld in nauw overleg met foktechnisch inspecteur Van Helden van de SZH.

De eigenaren van schaapskuddes in Drenthe (meest stichtingen en semi-overheid) stonden aanvankelijk belangstellend langs de kant, maar deden niet mee. Zij hadden hun handen vol aan het redden van de hei en het vergaren van fondsen voor de instandhouding van de kuddes.

In het najaar van 1985 werd de eerste rammenbespreekdag gehouden: een landelijk gebeuren dat inzicht gaf in de kwaliteit van het Drents Heideschaap in Nederland. In 1986 werd een registratiesysteem opgezet.

Al vanaf de oprichting is het de bedoeling om de diversiteit te behouden door zoveel mogelijk goede dieren tot de fok toe te laten. Bij de keuringen worden daarom geen kampioenen gekozen, want anders bestaat het risico dat iedereen wil fokken met de kampioenschapen of nakomelingen daar van. Dan zou het risico dreigen van inteelt en het verdwijnen van de in de rassen voorkomende kleurschakeringen. De fokbasis mag niet te smal worden doordat kampioensrammen jarenlang "op tournee" gaan.

De "grote" kuddes doen inmiddels mee in de Fokkersvereniging. Zij betrekken geregistreerde rammen en laten hun ooien ook door de keurmeesters beoordelen. Dat heeft het aantal geregistreerde dieren fors verhoogd. In de kuddes worden altijd meerdere rammen tegelijk toegelaten in de dektijd. Het splitsen van de kudde en het administreren van individuele dekkingen is (te) arbeidsintensief en dus te duur. Bovendien hebben kuddes ook een toeristische functie en het is daarom ongewenst om in de dektijd de kuddes uit elkaar te laten vallen. Het inzetten van meerdere rammen tegelijkertijd heeft echter ook aantrekkelijke kanten, speciaal in de grote kuddes op de heide: de natuurlijke selectie in de oorspronkelijke biotoop helpt de juiste eigenschappen in de rassen te bewaren en te versterken.

Jammer genoeg blijkt door de jaren heen dat de instandhouding van de kuddes niet is verzekerd. De kuddes worden mede door particuliere giften en overheidssubsidies overeind gehouden. Regelmatig moet gestreden worden voor continuering van die noodzakelijke steun. Met wisselend succes wordt geprobeerd om door verkoop van het smakelijke vlees de kassen te spekken.

Verschillende kuddes zijn eigendom van natuurbeheerders. De eerste taak van de schapen is dan het terrein te helpen beheren, dat wil zeggen overtollige grassen, struiken en boomopslag van de heide weg te grazen. Zolang een schaapskudde goedkoper is dan menskracht worden deze voordelige grasmaaiers aangehouden. Maar op veel plaatsen worden (vaak exotische) "grote grazers" ingezet: paarden (Przewalski, Koniks), runderen (Schotse Hooglander, oeros, Dexter, Limousin, Heckrund).

De cultuurhistorische betekenis van de inlandse schapenrassen heeft niet de prioriteit die wij graag zouden willen zien.

De registratie door onze vereniging is inmiddels uitgegroeid tot een volwaardig internationaal erkend stamboek waarin het Drentse Heideschaap is opgenomen. Dit ras is, mede door het werk van onze vereniging, uit de acute gevarenzone gekomen. Dat succes te continueren en uit te bouwen blijft een schone taak voor onze vereniging.

Huidige functie van Drents Heideschapen

Een functie die het Drents Heideschaap altijd al had, is bewaard gebleven, namelijk het in stand houden van de heidegebieden. Wanneer een heidegebied niet wordt begraasd, verandert het in een grasvlakte en/of bos. Om deze reden laat men vaak, al dan niet als kudde, heideschapen op deze gebieden grazen. Veel van deze kuddes worden dan ook met gemeenschapsgelden in stand gehouden.

Naast deze schaapskuddes worden er ook veel Drents Heideschapen door particulieren gehouden. Zonder de inzet van deze fokkers is instandhouding van het Drents Heideschaap (oud type) bijna een onmogelijke opgave. Het aantal Drents Heideschapen in Nederland is moeilijk te schatten. Zeker is het dat dit ras tot een der zeldzaamste rassen van Nederland behoort. Er zijn anno 2012 ongeveer 3700 geregistreerde volwassen Drents Heideschaap ooien en 220 goedgekeurde fokrammen.

Raskenmerken Drents Heideschaap

Het weinig voorkomende oude type Drents Heideschaap heeft een ranke en lange bouw, zodat ze zich gemakkelijk kan bewegen in minder toegankelijke natuurterreinen. De bovenbouw is sterk en recht. Het beenwerk is rank en hard, met droge (pezige) gewrichten. Het Drents Heideschaap is een vrij klein schaap dat nog dicht bij de natuur staat. Het heeft weinig zorg nodig en kent een hoge mate van zelfredzaamheid. Met haar vaste verzorger bouwt het doorgaans een vertrouwelijke band op.

De kop wordt gekenmerkt door een rechte profiellijn van de neus. Het voorhoofd kan iets verhoogd zijn maar veelal loopt de rechte neus gewoon door. De kop heeft een matte beharing. Een glanzende beharing is minder wenselijk. Tussen de hoorns ziet men vaak een wollig kuifje. De poten zijn rank. De staart is flink bewold en moet minimaal over de hak reiken.

De wol bestaat uit drie soorten vezels: de kortfijne onderwol, de lange harige vezel en de zogenaamde kemp (= dikke holle vezel). De vacht is vrij lang, sluik en afhangend. De wolopbrengst is 1 tot 2 kg per dier.

De kleur van de vacht is doorgaans grauwwit, behalve bij geheel zwarte dieren. De kleur van de kop- en pootbeharing varieert van (vrijwel) wit tot geheel zwart, maar doorgaans zijn de licht- en donkerbruin tinten het ruimst vertegenwoordigd. Deze worden respectievelijk Lichtvos en Donkervos genoemd. Gevlekte patronen (kleurplaten afgewisseld met wit) op de kop- en pootbeharing komen ook eveneens voor. Indien het een gestippeld patroon betreft wordt dat Smodde genoemd. Pigmentvlekken in de vacht zijn ongewenst, hoewel de kraag vaak een iets donkerder kleur heeft. Zwartbonte dieren zijn ongewenst, maar een klein beetje witte aftekening op de kruin, snuit, kraag poten of staartpunt is geen probleem.

De ooien zijn horenloos, dragen stikken of grotere hoorns. De zijn dan schuin naar achteren en naar buiten gericht en al dan niet gebogen. De rammen zijn altijd gehoornd. De horens moeten vrij van de kop staan en ruim spiralen. Hierdoor krijgen de oren voldoende ruimte.

Het oude type Drents Heideschaap werpt meestal 1 lam, maar bij betere voeding zijn tweelingen geen uitzondering. Het aflammeren gaat makkelijk en de moederzorg is uitstekend.